Verklarende woordenlijst liturgische voorwerpen. Bron: Stg. Kerkelijk Kunstbezit in Nederland, Objecten ABC.
 
altaar
Het meest wezenlijke meubelstuk in de rooms- en oud-katholieke kerk is het altaar, waarop de maaltijd van de Heer wordt gevierd. Het belangrijkste onderdeel is het altaarblad (mensa). Er zijn verschillende altaarvormen, een tafelmodel, waarbij het altaarblad wordt gedragen door minimaal vier poten of dat gemonteerd is op een massief aan de grond vastgehecht voetstuk, de stipes. Het tombemodel heeft de vorm van een graftombe, waarin oorspronkelijk een martelaar begraven was. Er zijn meer altaren in een kerk mogelijk.
 
altaar, volksaltaar
Het volksaltaar is het altaar dat bestemd is voor de eucharistievieringen met het volk (altare pro populo) in tegenstelling tot een altaar dat bestemd is voor de vieringen van een kloostergemeenschap (conventsmis) of een zijaltaar. Zie ook: celebratiealtaar

chrismatorium
Gebruik de term: oliedoosje, tenzij sprake is van een exemplaar dat in de tijd waarin het werd vervaardigd de benaming ‘chrismatorium’ kreeg (tot halverwege de twintigste eeuw).

ciborie
Gewijd liturgisch vaatwerk met deksel. Dient ter bewaring van de hosties voor het uitreiken van de communie. Ook ter bewaring van de overgebleven geconsacreerde hosties na de eredienst. De hostie wordt ook wel uitgedeeld vanuit de ciborie. De vorm ontwikkelde zich van de doosvormige pyxis tot een met deksel gesloten kelk. De binnenzijde ervan dient te zijn verguld. De ciborie met hosties wordt bewaard in het tabernakel.
 
communiebank
Knielbank met balustrade waaraan de gelovigen de communie kunnen ontvangen. De communiebank – vaak versierd met eucharistische, bijbelse beeldmotieven, markeerde de grens tussen priesterkoor en schip. Na de vernieuwing van de liturgie door het Tweede Vaticaans Concilie werden de communiebanken op veel plaatsen afgebroken.
 
deugdenteller
Snoer met donker- en lichtgekleurde kralen, met aan het einde een kruisje, aan de riem van het habijt gedragen in sommige vrouwenkloosters. Dagelijks werden de donkere en lichte kralen naar het midden geschoven om respectievelijk de begane fouten en deugden te tellen.
 
doopvont
Staand bekken van koper of steen uit één geheel waarin zich het doopwater bevindt en waarboven een kind of volwassene wordt gedoopt. De doopvont kan afgedekt worden met een deksel. In de doopvont bevindt zich het doopwater dat in de Paasnacht wordt gewijd en het jaar daarop wordt gebruikt.
 
godslamp
Altijd brandende olielamp in het priesterkoor, dikwijls in een rijk versierde (edel)metalen houder. Hangt in de nabijheid van het tabernakel ten teken van eerbied voor de aanwezigheid van de Heer. Het is een symbolisch offer voor Christus. Wanneer zich in het tabernakel geen geconsacreerde hosties bevinden, brandt de lamp niet.
 
kelk
Liturgische wijnbeker, uit edelmetaal vervaardigd (koper, messing, brons en lood zijn verboden vanwege de gezondheid; glas en porselein vanwege de breekbaarheid, hout vanwege de inwerking van het wijnzuur en aluminium vanwege de geringe waarde). De binnenzijde van de cuppa behoort te zijn verguld. Vanwege het contact van dit vaatwerk met de H. Eucharistie wordt de kelk, evenals de pateen, geconsacreerd gezegend door de bisschop of een daartoe bevoegd persoon. Tegenwoordig door iedere priester tijdens de eucharistieviering. De kelk wordt veelal in een foedraal bewaard, samen met pateen en kelklepeltje.
 
kruis
Het kruis waaraan Jezus stierf op Golgotha. Het had de vorm van een Latijns kruis, een lange staander en een kortere dwarsbalk op ongeveer een kwart van de lengte van de staander. Er zijn meer kruisvormen; de meest voorkomende zijn: het Grieks kruis met gelijke armen; het St. Andrieskruis met diagonale armen van gelijke lengte; het gaffelkruis met de staander die zich aan de bovenkant splitst in twee diagonale armen; het St. Antonius- of Tao-kruis met de dwarsbalk bovenop de staander.
 
kroonluchter
Hangende, (edel)metalen plafondverlichting, bestaande uit verschillende gebogen armen, rondom bevestigd aan een stam, in één vlucht of meerdere vluchten boven elkaar. Aan het einde van de armen zitten bobèches voor kaarsen. Hierop zijn niet zelden fittingen gemaakt bij een verbouwing tot een elektrische kroonluchter. De stam eindigt aan de onderzijde met een bol. Kroonluchters zijn er ook voor olie- en gaslampen. De laatste wordt ook wel gasluchter genoemd
 
kruiswegstatie
Een van de veertien staties aan de muren van katholieke kerken. Een kruiswegstatie is een voorstelling van een moment uit het lijden, het sterven en de graflegging van Jezus Christus. Een enkele keer wordt volstaan met een kruisje, waarin in het hart de getallen en tot en met veertien in Romeinse cijfers zijn aangebracht. De keuze van de voorstellingen van de kruisweg is in de loop van de geschiedenis buiten het begin en het einde niet altijd gelijk geweest. De huidige voorstellingen gaan terug op officiële Romeinse beschikkingen uit de jaren 1731 en 1742. Het totaal van de veertien kruiswegstaties heet: kruisweg
 
lezenaar
Schuin opstaande drager voor een boek. Staat op tafel (tafellezenaar), op de grond (staande lezenaar) of is bevestigd op de rand van preekstoel, ambo of doophek.
 
lunula
Goud of verguld zilveren, maanvormige of ronde houder voor de uitstelling van de geconsacreerde hostie in de theca van de monstrans. De uitneembare lunula wordt met de hostie na de uitstelling opgeborgen in een doosje, de lunuladoos of custodia, die wordt bewaard in het tabernakel.
 
monstrans
Rijkversierd, edelmetalen vaatwerk, veelal op een voet met een stam, waarin de geconsacreerde hostie aan de gelovigen op zichtbare wijze wordt getoond door deze uit te stellen of in processie mee te dragen (monstrare = laten zien, tonen). De term ostensorium is de oude benaming. De monstrans wordt ook wel naar zijn vorm benoemd: torenmonstrans of stralenmonstrans.

oliedoosje
Gangbare term voor afsluitbaar vaatje, vaak twee- of driedelig, ter bewaring van de heilige oliën. De oliën in de verschillende vaatjes (gedrenkt in watten) worden naar het gebruik aangeduid met letters OC of OS (Oleum Cathechumenorum of Oleum Salutis), SC (Chrisma of Sanctum Chrisma), en OI (Oleum Infirmorum), resp. de oliën voor de zalving van de catechumenen (doop- of geloofsleerlingen), van de pasgedoopten of de vormelingen en van de zieken. Deze oliën worden op witte donderdag vernieuwd en gewijd door de bisschop. Het chrisma (SC), de belangrijkste der oliën, wordt ook gebruikt voor andere zalvingen, zoals die van bisschoppen, priesters, altaren, vaatwerk, klokken, doopwater. In een oliedoos met twee compartimenten wordt de cathechumenenolie en het chrisma bewaard, en wordt aldus gebruikt bij het sacrament van de doop. De ziekenolie wordt ook wel in een afzonderlijk oliedoosje bewaard, ofwel samen met de geconsacreerde hostie in de tweedelige ziekenpateen. Het oliedoosje kan van glas, tin of zilver zijn en is soms van binnen verguld. Synoniem: chrismatorium, wanneer sprake is van een exemplaar dat in de tijd waarin het werd vervaardigd de benaming ‘chrismatorium’ kreeg (tot halverwege de twintigste eeuw).
 
pateen
Kleine ronde vlakgewelfde liturgische schaal, voorzien van een kruisje, waarop de hostie voor de priester ligt tijdens een gedeelte van de mis. Tegenwoordig veelal een vat van edelmetaal waarin naast de hostie voor de priester ook de hosties voor de gelovigen liggen. De pateen wordt geconsacreerd (gezegend), vroeger door de bisschop of een daartoe bevoegd persoon, tegenwoordig door iedere priester tijdens de eucharistieviering. Evenals bij de kelk moet de binnenkant verguld zijn. De schaalvormige pateen behoort, evenals het kelklepeltje, tot het toebehoren van de kelk
 
porstok
De porstok was het attribuut van de ‘stokman’ waarmee hij dommelende of oneerbiedig handelende kerkgangers een por gaf om ze bij de les te houden. Volgens een kerkarchief: “Hij let voornamelijk op alle onstichtelijkheid of oneerbiedigheid, welke hetzij in of omtrent de kerk plaats heeft, en waardoor de goede afloop der godsdienstoefening zou verhinderd worden. Wanneer het noodig is iemand in dat geval te vermanen, dan handele hij op een zachte en verstandige wijze”.
 
preekstoel
Monumentaal nagelvast kerkmeubel voor de prediking, in essentie bestaande uit een kuip die via een trap te betreden is, het klankbord boven de preekstoel tot spreiding en weerkaatsing van het stemgeluid van de spreker en een ruggenschot (dorsaal) tussen kuip en klankbord. Er zijn ook verplaatsbare preekstoelen.
 
pyxis
Gewijd, met deksel gesloten vaatwerk zonder stam, waarvan de binnenzijde is verguld. Het dient voor het bewaren van het H. Sacrament (‘het Lichaam van Christus’, de geconsacreerde hostie). De doosvorm ontwikkelde zich tot een met deksel gesloten kelk (ciborie). Het is niet ongebruikelijk voor antieke voorwerpen de term te gebruiken uit de tijd van ontstaan. Zo wordt de oude pyxis voor gewijde hosties nog steeds zo genoemd. Ook nieuwe uitvoeringen in de oude vorm krijgt nog deze naam.
 
reliekhouder
Houder voor een of meer relieken. Een reliekhouder kan allerlei vormen hebben: een eenvoudig tasje of doosje, een schrijn, een ei, een kruis, de vorm van het lichaamsdeel waarvan het reliek oorspronkelijk deel uitmaakte (een zogeheten sprekende reliekhouder), een reliekbuste, een reliekmonstrans of een reliekmedaillon.
 
tabernakel
Kastvormige bewaarplaats voor de Eucharistie (‘het Lichaam van Christus’, de geconsacreerde hostie). Het komt voort uit de middeleeuwse baldakijnvormige overhuiving van het altaar door middel van doeken of gordijnen, het ciborium (waarvan de naam van de ciborie afstamt). Het tabernakel staat vrij in het priesterkoor (zie ook sacramentshuis) of maakt deel uit van de altaaropstand van het hoogaltaar, echter niet op het geheel vrijstaande altaar waaraan met het gezicht naar het volk de eucharistie wordt gevierd. Het kan ook staan op een zijaltaar of in een aparte kapel die met de kerk verbonden is. Het tabernakel van het rustaltaar op Witte Donderdag wordt ook capsa genoemd.
 
wijwateremmer
Metalen emmer voor wijwater, gebruikt bij de besprenkeling van zaken en personen. Het klassieke Romeinse vat dat op een emmer lijkt en in de middeleeuwen vaak werd gebruikt voor wijwater tijdens de liturgie wordt situla genoemd.
 
wierookvat
Koperen of zilveren vat met geperforeerd deksel, dat middels kettingen omhoog getrokken kan worden. In het binnenvat worden wierookkorrels als reukoffer gebrand. Aan de kettingen wordt het wierookvat heen en weer gezwaaid teneinde het vuur aan te wakkeren dat de wierookkorrels verbrandt. De wierook staat symbool voor het ten hemel opstijgend gebed en is een teken van Godsverering. Zie ook: wierookbrander
 
wierookstandaard
Standaard, waaraan het wierookvat hangt en waaraan soms ook een houder voor een wierookscheepje is bevestigd. Ook standaard voor wierookbrander.